Zonnestroompanelen in Nederland

duurzaamheid achter de meter

De alarmklok luidt; netbeheerders aan de klepel

Netbeheerders hebben het moeilijk. Ze weten niet precies waar ze aan toe zijn, en tegelijk zijn ze overrompeld door de zonnepanelen en zonnestroom die als lastige vliegen om hun oren zoemen en die prikken. Nu zijn zoemende vliegen en prikstroom nog daar aan toe, maar de echte uitdaging is die van toekomstige warmtenetten. Erg eenvoudig: waar een warmtenet komt, daar zijn straks geen warmtepompen die stroom slokken (wel inductiekookplaten en elektrische auto’s, maar die zouden er zonder warmtenet ook wel komen). Vergis je niet: warmte vertegenwoordigt de helft van de energiebehoefte van het huishouden. Warmte is belangrijk.

De alarmbel wordt geluid over warmtenetten. Op zich is een warmtenet prachtige infrastructuur die woningen op economische wijze van warmte kan voorzien. Die warmte kan restwarmte zijn, bijvoorbeeld van een afvalverbrandingsinstallatie, desnoods geothermie. Grote problemen ontstaan als die warmte aantoonbaar afkomstig is van fossiele bronnen. De ergste in die categorie is restwarmte van olieraffinaderijen in Rijnmond. Niet echt populair, om het met enig eufemisme te zeggen.

Waar het om draait is de manier waarop een warmtenet naar de consument wordt gepresenteerd, de financiēle constructie,  acceptatie en vervolgens snelheid van uitrol en penetratie. Penetratie moet >70% van de woningen zijn om rendabel te zijn.

Een fraai voorbeeld is mijn eigen gemeente, Leiden. Men is niet echt een front runner op het gebied van verduurzaming. Men sukkelt maar wat. Alle overleg duurt eindeloos. Neem het warmtebeleid. De gemeentelijke Warmtevisie was een jaar vertraagd en bevatte grote witte vlekken. Als winnaar in de visie kwam uit de bus een warmtenet, te voeden met afvalwarmte uit raffinaderijen in Rijnmond, en te exploiteren door een commerciële partij, Vattenfall. Gezien 40 jaar(!) ervaring met warmtenetten in de Merenwijk en Stevenshof eigenlijk een totaal onoriginele en bij voorbaat gedoemde dionsaurus-constructie. Tot overmaat van ramp is de planning dat de wijken met de meeste E, F en G labels pas na 2035 aangesloten worden.

Je kan er het opeten van je hoed op vergokken dat de mensen in de betrokken E, F en G wijken tegen 2035 al massaal aan de eigen, particuliere warmtepomp zijn gegaan. Of de boel grondig hebben geïsoleerd. Ook het aantal woningen met zonnepanelen neemt in die wijken nu al in rap tempo toe. Daardoor daalt de penetratieie van een warmtenet gemakkelijk tot een peil onder de kritische rentabiliteitsgrens van 70%. De netbeheerder moet intussen voor die wijken netverzwaring toepassen terwijl ze een tegelijk een bij voorbaat onrendabel warmtenet moeten ingraven. Arme netbeheerder. Dat krijg je met visieloze gemeenten. Luiden die klok!

Naar aanleiding van het bericht op SolarMagazine: “Het Dilemma | Zijn gemeenten te laat met keuzes verwarmen woonwijkeen?