Zo’n periode als waarin we zijn beland: temperaturen in de richting van het nulpunt, grauw, bewegingloos winters weer met zachte oostenwind, dàt is de uitgekiende tijd om een wandelingetje door de buurt te maken met een thermoscancamera in de aanslag. Of om binnenshuis aan de slag te gaan om koudebruggen en warmtelekken te identificeren.
Al lopend in de buurt viel het mij op dat behoorlijk wat woningen hun woningisolatie redelijk tot goed in orde hebben – of ze hebben uit armoe de thermostaat op 15 graden, dat kan ik niet waarnemen. Opvallend veel bovenverdiepingen springen eruit. Zouden mensen wel HR++ glas op de begane grond hebben maar niet op de 1e verdieping? Dan is er nog wat te verbeteren! Iets anders is dat onze wijk nogal wat bovenwoningen telt. De woonkamer bevindt zich dan op de 1e verdieping. In dit soort woningen wonen veel starters. Zouden die wel iets anders aan hun hoofd hebben dan verduurzamen? Of denken ze wellicht dat ze minder energie verbruiken omdat er zich een woonlaag onder hun verdieping bevindt: het ‘flat’gevoel: de buurlieden naast je, onder je en boven je verwarmen hun flatje lekker zodat jij zelf niets hoeft te doen! In ieder geval sprong deze bovenverdieping eruit. Minder leuk voor de bewoners is dat het leuke glas-in-lood bovenin de erker zo warmtelek is als een mandje. Bovendien laat het metselwerk tussen het kozijn van de erker en de dakgoot heel veel warmte door. Dat laatste is een bouwkundige constructie ‘fout’ uit de bouwperiode (jaren’30) die in mijn wijk veel voorkomt. Werk aan de winkel!
Als je je eigen woning helemaal afgespeurd hebt op warmtelekken en koudebronnen is het zeer leerzaam om zo’n geleende thermoscanner eens mee de straat op te nemen. Op 30 december was ik al op pad geweest in m’n eigen buurt (men vond mij maar een vreemde snuiter). Deze week zijn de weersomstandigheden bijkans ideaal om op grote schaal thermoscans te maken. Lage buitentemperaturen, dus goed zichtbare warmteuitstraling, en vooral weinig zon die vals positieve waarnemingen kan geven op gevels die naar het zuiden zijn gericht. Dus…. aan de wandel door de monumentale binnenstad van Leiden. Eens kijken hoe het er allemaal thernisch bij ligt. Het bovenste plaatje is vanaf de Vismarkt richting Koornbrug. De terrasboten waren leeg (geen wonder met dit kleumkoude weer en bovendien is de horeca vanwege Corona-lockdown dicht op wat afhaalpunten na), maar de etalages en de ramen van appartementen boven de winkels straalden aangename warmte uit. U ziet ook de warmtereflectie op het water van de Nieuwe Rijn. Zelfs in de winter is een binnenstad een warmte-eiland.
Monumentale en vooroorlogse panden zijn hoofdpijndossiers voor energiebespaarders. Ik las ergens in het Leidsch Dagblad dat de oorspronkelijke vloerverwarming in de Pieterskerk (geinstalleerd ca. 1975) 100 kubieke meter gas per uur verslond, en dat het dan nog twee dagen hard stoken duurde om de kerk enigszins behaaglijk te krijgen. Dat was in vroegere eeuwen blauwbekken geblazen in onverwarmde kerken. Tegenwoordig is de Pieterskerk een evenementenlocatie en moeten de recepties en concerten allemaal op aangename kamertemperatuur (21-22 graden) gebeuren. Dan wordt energiebesparen een must.
Ramen van panden in de Leidse binnenstad zijn duidelijk problematisch. Ook dakkapellen vertegenwoordigen warmtelekken. Daken vallen wel mee; daar is behoorlijk geisoleerd als u het mij vraagt. Of de zolders zijn gewoon onverwarmd. Schoorstenen zijn tegenwoordig nog alleen decoratief of voor de open haard, want in het warmtebeeld vallen alleen doorvoerpijpjes van cv installaties op.
Al met al kan monumentaal Leiden als u het mij vraagt nog genakkelijk een grote slag maken op het gebied van energiebesparing. Vergeet niet: verwarming maakt de helft uit van ons jaarlijkse energiebudget. daar valt nog altijd een heleboel te halen. Als de gemeente Leiden nu eens een wat stimulerender en minder oerconservatief beleid had……